Kleiner
lijkt het land groter.
'tIs vrieskoud.
Een lage lichtvoetige nevel
hangt traag boven de velden.
'tIs nog vroeg.
De hemel lijkt vredig,
wolkenloos.
'tIs windstil.
Het gras onder onze voeten
twinkelt in het schuchtere ochtendlicht
en kraakt bij iedere beweging.
Dicht komt hij bij me,
z'n hoofd tegen mij aan.
"Hoor, papa!"
Aarzelend, heel in de verte
luiden klokken,
flarden van ijle tonen.
"Kom papa, laten we gaan".
Hij pakt m'n hand
en samen stappen we langzaam
huiswaarts.
Koud, maar tevreden.
'tIs Kerstmorgen. |