Home | Contact
 
 
Gedichten
e Drie Koningen «Terug
 
Het sneeuwde over de karavaan en over drie gouden kronen. De ster ging al maar uit en aan boven hun rode konen. Zij treuzelden wat, zij aarzelden wat, zij waren al half verblind door de sneeuw die tussen de ster in zat en de ijskoude wind. Van mirre, van wierook, van klinkklaar goud stonden hun mantels bol. Maar de wind was tegen, de sneeuw was koud en de wereld was daarvan vol. En achter hen slonk hun koninkrijk en voor hen zwol de nacht, en een ster, die eerbiedig gehoorzaamd werd, was het overschot van hun macht. Toen, plotseling, waaide de sneeuwvlaag om en sneeuwde terug naar de hemel; en de ster, die nu op een afdak glom, wenkte hen af van de hemel. Daar lag inderhaast wat stro, - een trog als wankele troon, maar ach, want het ontroerde zo - iets lieflijks: Gods Zoon. En dit was dus des werelds heer? En dit was zijn paleis? Zij deden voorzichtig hun kronen neer en baden het Kyrie Eleis.
 
«Terug
 
 
    Promotie | Pers | Copyright KerstmisOnline 2000/2024 | Privacy | Disclaimer | Adverteren | Colofon | Contact